IMPROVISATIEVORMEN WIE

 

Eenvoudige vormen voor iedereen hebben 1 ster *

Ingewikkelde vormen voor experts hebben 3 sterren ***

DOOD IN 1 MINUUT   

2 spelers   verhaallijn

Twee spelers krijgen allebei hetzelfde personage. Zet je stopwatch op 1 minuut en druk op start als de spelers de scène beginnen. Aan het einde van de minuut moet één personage gestorven zijn. De reden van sterven moet liggen in het soort personage dat de acteurs spelen. Roep wanneer ze nog 30 seconden hebben. Roep ook als ze nog 15 seconden hebben en tel dan af van 10 tot 0. Het verhaal moet binnen 1 minuut alle fases van een verhaal doorlopen hebben.

 

LUCHTBALLON  

3 - 5 spelers   overtuigingskracht

Alle spelers krijgen te horen WIE ze zijn, van verschillende kaartjes. Ze zitten allen hoog in de lucht in een luchtballon, die helaas te zwaar is. Eén iemand mag in de luchtballon blijven, de rest moet springen. Wie wint deze strijd?

 

NIET MIJN ARMEN * 

2 spelers   samenwerking

Eén van de spelers krijgt te horen welk personage hij of zij is. Hij of zij moet een toespraak houden voor het publiek. Bepaal met z'n allen wie het publiek voorstelt. De eerste speler houdt zijn of haar armen op de rug, de tweede speler gaat vlak achter de eerste speler staan en steekt vervolgens zijn of haar armen onder de oksels van de eerste speler. Gebruik een jas of groot overhemd om over de eerste speler te doen, zodat het lijkt of de armen van de achterste bij de voorste speler horen.

 

PERSCONFERENTIE  

1 speler   spelhints geven

Eén speler gaat eerst even weg,  zodat hij of zij niet hoort wat er besproken wordt. Lees een personage voor van één van de kaartjes en het publiek bedenkt wat er met dat personage is gebeurd waardoor hij of zij in het nieuws is gekomen. De speler komt terug en moet door de vragen van de journalisten (de andere spelers) proberen te ontdekken wat er aan de hand is. De vragen van de journalisten zijn eerst erg open & vaag en worden steeds specifieker. De journalisten mogen echter nooit letterlijk zeggen wat er aan de hand is of verklappen welk personage de geïnterviewde speler is. Het spel is afgelopen als de geïnterviewde speler heeft geraden wie hij of zij is en waarom hij of zij in het nieuws is gekomen.

 

PETRUS  

3 spelers   overtuigingskracht

Twee spelers krijgen te horen welk personage ze zijn, van verschillende spelkaartjes. Zij zijn net gestorven en komen aan bij de hemelpoort. De derde speler is Petrus, die bij de hemelpoort staat. In de hemel is nog maar plek voor 1 van de twee. Wie mag er naar binnen en wie wordt de weg naar de hel gewezen?

 

SOLLICITATIEGESPREK

2 spelers    spelhints geven

Speler B gaat even de ruimte uit. Speler A, de baas, heeft een vacature. Wie hij zoekt krijgt hij te lezen op één van de WIE-kaartjes. Speler B is de sollicitant; hij of zij komt terug en het sollicitatiegesprek begint.

 

SLECHTSTE ALLER TIJDEN   

4 spelers   associatie

Vier spelers staan naast elkaar op het speelvlak. Lees een personage voor van één van de kaartjes. De speler die een idee heeft hoe ze dat personage als 'allerslechtste aller tijden' kunnen laten zien, stapt naar voren en toont dat aan het publiek. Als de ideeën op zijn, wordt er een volgend personage genoemd. Deze vorm is uit te breiden met heel veel meer categorieën: allerslechtste openingszin in een café, allerslechtste trouwbelofte, allerslechtste reclameslogan.....

 

SWITCH   

2 spelers   schakelen

De spelers krijgen ieder een andere WIE toebedeeld en daarna wordt er ook een locatie van een kaartje genoemd. De spelers starten hun improvisatie. Elke keer als je "switch" roept, worden de spelers elkaars personage. Het verhaal gaat ondertussen gewoon verder.

 

SWITCH SWITCH SWITCH   

2 spelers   schakelen

De spelers krijgen ieder een ander personage en daarna wordt er ook een locatie van een kaartje genoemd. De spelers starten hun scène. Elke keer als je een ander personage roept van een kaartje ("speler 1 personage") ("speler 2 personage") schakelen de spelers om naar dat personage. De scène gaat ondertussen door.

 

TEGENSPELER ***

2 spelers   spelhints geven

De spelers krijgen te zien of te horen welk personage de andere speler speelt, maar niet wie ze zelf zijn. Vervolgens krijgen ze een locatie of gebeurtenis en starten ze hun impro. Door aanwijzingen in het spel wordt het voor de spelers steeds duidelijker wat ze zelf zijn en ze zullen zich hier dan ook steeds meer naar gedragen.

 

VRAGEN VERBODEN * 

2 spelers   limitatie

Beide spelers krijgen een personage en starten een scène waarin alles mag, behalve vragen stellen. Zodra er een vraag gesteld wordt door een speler, is die speler af.

 

VROEGER WAS IK ***

2 spelers   rol 

Beide spelers krijgen dezelfde WIE te horen voor hen beiden. Ze krijgen echter ieder nóg een ander personage te horen. Dat is wie ze vroeger waren. De spelers beginnen hun improvisatie en in dat wat ze nu doen, sluimert steeds meer door van wie ze vroeger waren of wat ze vroeger deden.

 

VERJAARDAG   

4 - 5 spelers   spelhints geven 

Eén speler is jarig en heeft een aantal gasten uitgenodigd. De gasten krijgen te horen wie ze zijn, de jarige weet dat niet. Om de beurt komen de gasten binnen. De jarige moet erachter zien te komen door hoe ze binnenkomen, door het kadootje dat ze geven  en aan hoe de gasten zich gedragen, wie hij nou eigenlijk heeft uitgenodigd!

 

WIE BEN IK? *  

6 - 30 spelers   uitbeelden

Verdeel de groep in twee teams. Team A start. Ze krijgen 3 minuten de tijd om zo veel mogelijk personages uit te beelden zonder woorden of geluiden, waarbij er één speler of duo uitbeeldt en de rest raadt. Zodra een personage geraden is, is de volgende speler/het volgende duo aan de beurt om uit te beelden. Na 3 minuten wordt het aantal geraden personages geteld en is team B aan de beurt.


WIE VERBODEN WOORD

6 - 30 spelers   omschrijven

Verdeel de groep in twee teams. Team A start. Zij krijgen 3 minuten om zo veel mogelijk personages te omschrijven voor hun eigen groep. De groep raadt. Bij de omschrijving mogen ze niet het woord zelf zeggen, geen delen of vervoegingen van het woord gebruiken en geen vertalingen van het woord. Ook mogen ze het woord niet spellen. Zodra het personage geraden is, is de volgende van team A aan de beurt. Na 3 minuten wordt het aantal geraden gebeurtenissen geteld en is team B aan de beurt.

 

WILLEN JULLIE ELKAAR NOG EEN KEER ZIEN? ***

3 spelers   spelhints geven

Twee spelers krijgen ieder een WIE. Zij zijn net op hun First Date in het First Date restaurant geweest en worden ieder apart geïnterviewd. Eén speler is de interviewer. Om de beurt vertelt een speler aan de interviewer hoe de date verliep. De spelers proberen met dat wat ze zeggen het de ander moeilijk te maken, zodat hij/zij iets uit te leggen heeft. Voorbeelden: Ik vond dat ze zich leuk uitgedost had, maar wat had ze nou op haar hoofd? / Ik vond het vreemd dat hij ineens begon over zijn oma toen de biefstuk op tafel kwam. / Ik vond dat toen ze naar het toilet ging, ze heel anders liep dan in het begin. De spelers zijn om en om aan de beurt en moeten een verklaring geven voor wat de ander opviel. De laatste vraag is natuurlijk: “En… willen jullie elkaar nog een keer zien?”

 

WISSEL 1    

2 spelers   status 

De spelers krijgen twee personages te horen van twee verschillende kaartjes. De eerste heeft de hoge status (belangrijk, neemt veel ruimte in, de wereld is van hem of haar) en de tweede de lage status (voelt zich onbelangrijk, verontschuldigt zich, neemt weinig ruimte in, is dienend) en zij starten de scène. Roep halverwege: "Wissel!" en direct wisselen de spelers van status.

 

WISSEL 2   

2 spelers   status 

Twee spelers krijgen allebei personage te horen van willekeurig kaartjes. De eerste heeft de hoge status (voelt zich belangrijk, neemt veel ruimte in, de wereld is van hem of haar) en de tweede de lage status (voelt zich onbelangrijk, zegt vaak sorry, neemt weinig ruimte in, is dienend) en zij starten de improvisatie. Halverwege de scène veranderen de personages langzamerhand van status, zodat ze aan het einde van status gewisseld zijn.

 

ZINNEN IN JE ZAK   

2 spelers   accepteren/associatie

Het publiek wordt gevraagd om op strookjes papier alledaagse of niet-alledaagse zinnen te schrijven. De twee spelers stoppen een aantal van deze zinnen in hun broekzak. Geef de spelers een personage en tijdens de scène kunnen de spelers te pas en te onpas een papiertje pakken, de zin hardop voorlezen en dit meenemen in hun improvisatie.